Harlingen Schritsen 36

  • Adres: Schritsen 36 
  • Restauratie: 2004 
  • Architect: Adema Architecten te Dokkum 
  • Aannemer: Draisma Makkum 
2004

Het woonhuis, lang gesplitst bewoond als onder- en bovenwoning met een deur in de steeg, bezit inwendig nog een keur aan historische sporen. Zo heeft het diepe pand in het midden een tussenverdieping, een insteek en is het onderkelderd. De begrenzing van het achterterrein hoekt uit om een oude put heen. Een put voor zoet water was in het brakke milieu van Harlingen van groot belang.

Het woonhuis heeft grotendeels een enkele volledige laag, een grote zolder en een vliering. Dat alles is overkapt met een zadeldak tussen een trapgevel voor en een tuitgevel met beitelingen aan de achterzijde. De voorgevel was, hoe sleets ook, een juweeltje. Voor het pand ligt een stoep en een trede om op het niveau van de deur te komen. Boven de van lijstwerk voorziene deur staat een bovenlicht. Rechts daarvan staan twee zesruitsschuifvensters in de gevel. Daarboven geven drie staafankers het niveau van de zolderbalken aan. Gelijk met de onderdorpels van de zoldervensters loopt van een cordonlijst en de zolder heeft twee vensters met vierlichten. Ook daarboven zit weer een cordonlijst maar daar iets onder de onderdorpel van het vlieringvenster dat ook weer een vierlicht ontving. De gevel is gemetseld van Friese geeltjes. Boven deur en vensters dienen kleine koppenlaagjes tot ontlasting, wat ook duidt op veranderingen, want zolder- en vlieringvensters hebben echte ontlastingsbogen die ter versiering aan de binnenzijde een vertanding van rode koppen in het gele werk laat zien. Een bijzondere verfijning, die nog meer luister krijgt doordat de boogtrommels iets verdiept liggen. Het zijn fijne details die erop wijzen dat het pand uit de eerste helft van de zeventiende eeuw dateert. De geveltop is ook bijzonder. De gevel heeft zes trappen, alle met geprofileerde dekplaten van zandsteen. Boven het vlieringvenster zit een derde cordonlijst die gecombineerd is met de kraagsteen in de vorm van een leeuwenkop van de pinakel die de gevel bekroont. Deze pinakel springt iets naar voren en is afgedekt met een soort achtzijdige krans.

bouwhistorische schritsen 36