De voorste woning in de oude pastorie kijkt uit op kerk met kerkhof. Het is een pand van één bouwlaag met een ruime zolderver­dieping onder een zadeldak tussen tuitge­vels en een iets lagere, dwars op dit hoofdvolume gebouwde zuidelijke vleugel. In deze vleugel bevindt zich boven een kel­der die met kleine kozijnen met luikjes geo­pend is een opkamer. Deze opkamer heeft aan zuid- en noordzijde negenruits ­schuifvensters en in de oostelijke gevel smalle zesruitsvensters aan weerszijden van het uitgebouwde schoorsteenkanaal. Ook de zuidelijke gevel van het hoofdgedeelte heeft beneden van die schuifvensters met kleine roedeverdeling. Daar is in de muur­dammen en borstwering oud bouwmateri­aal verwerkt. In de geveltop staat een in één kozijn samengevat paar zesruitsvensters. De geveltoppen van hoofdvolume en zuide­lijke vleugel vertonen aan de randen vlech­tingen of beitelingen en worden bekroond door schoorstenen. De daken hebben rode Hollandse golfpannen en de bakgoten rusten op houten klossen en aan de zuidzij­de op ijzeren consoles.